Tegenwoordige tijd en verleden tijd
Uitleg
Wat is tegenwoordige tijd en wat is verleden tijd? Het werkwoord (verbum) is erg belangrijk. In alle zinnen staat een werkwoord. Het is dus belangrijk om de tijd te herkennen, want dan kun je de juiste vorm van een werkwoord gebruiken.
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat de tijd (en het aantal) aangeeft. Oefen de persoonsvorm en lees de uitleg over de persoonsvorm.
- tegenwoordige tijd: nu
- verleden tijd: vroeger
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
De persoonsvorm kan in de tegenwoordige tijd staan of in de verleden tijd.
Voorbeelden van de tegenwoordige tijd
- Sara poetst het huis.
- Jonah kookt lekkere lasagne.
- Josje zwaait naar Emma.
Voorbeelden van de verleden tijd
- Rachid poetste het huis.
- Beja kookte lekkere hutspot.
- Josje zwaaide naar Emma.
Onregelmatige werkwoorden
Werkwoorden kunnen regelmatig of onregelmatig zijn. De onregelmatige werkwoorden kun je uit je hoofd leren. Maak hier oefeningen over onregelmatige werkwoorden.
Hier volgen nog meer voorbeelden van onregelmatige werkwoorden.
- Macha kijkt televisie.
- tegenwoordige tijd
- Macha keek televisie.
- verleden tijd
- Marc bijt in een appel.
- tegenwoordige tijd
- Marc beet in een appel.
- verleden tijd
Oefen met de tijden van de persoonsvorm: nu en vroeger of tegenwoordige tijd en verleden tijd.